De opkomst van SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) eind 2002 markeerde een cruciaal keerpunt in de mondiale paraatheid op het gebied van de gezondheidszorg. Hoewel de omvang minder verwoestend is dan de COVID-19-pandemie, diende SARS als een duidelijke waarschuwing voor de gevaren van nieuwe coronavirussen en de snelheid waarmee ze zich kunnen verspreiden. Het eerste bevestigde geval deed zich op 16 november 2002 voor in de provincie Guangdong, China, en vond zijn oorsprong in individuen die als voedselverwerkers werkten op ‘natte markten’ – omgevingen waar levende dieren, waaronder pluimvee en exotische soorten zoals civetkatten, in de directe nabijheid werden gehouden.

Door de aanvankelijke vertraging bij de herkenning van de uitbraak kon het virus twee maanden onopgemerkt blijven circuleren, waardoor gezondheidswerkers werden besmet voordat de autoriteiten de ernst van de situatie volledig begrepen. De ziekte verspreidde zich snel buiten China en bereikte in februari 2003 Hong Kong via een nefroloog die voor een bruiloft reisde en later aan de infectie stierf. Deze transmissie benadrukte het vermogen van het virus om zich snel via internationale reisnetwerken te verspreiden.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) startte een onderzoek onder leiding van dr. Carlo Urbani, die de ziekte op tragische wijze zelf opliep tijdens het onderzoeken van een geval in Vietnam en in maart stierf. Op 12 maart vaardigde de WHO een waarschuwing uit, en binnen enkele dagen noemden de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) de ziekte SARS en identificeerden ze een nieuw coronavirus als de boosdoener.

De uitbraak bereikte binnen enkele maanden een hoogtepunt en verspreidde zich naar 28 landen, waaronder 29 gevallen in de Verenigde Staten. Meer dan 8.000 mensen raakten besmet, met 774 dodelijke slachtoffers, resulterend in een sterftecijfer van ongeveer 9,6%. Hoewel het destijds beangstigend was, werd SARS uiteindelijk onder controle gehouden door middel van agressieve contacttracering en quarantainemaatregelen.

Verder onderzoek bracht het virus terug naar palmcivetkatten en wasbeerhonden die op markten voor levende dieren werden verkocht. Later, in 2017, wezen wetenschappers hoefijzervleermuizen in afgelegen Chinese grotten aan als de oorspronkelijke gastheer van de dieren, wat bevestigde dat het virus van dieren in het wild op mensen kon overspringen. Er werd expliciet gewaarschuwd voor het risico van toekomstige uitbraken: “Het risico van overslag naar mensen en het ontstaan ​​van een ziekte vergelijkbaar met SARS is mogelijk.”

SARS bleek een repetitie voor de COVID-19-pandemie, die eind 2019 opdook. Beide virussen behoren tot dezelfde coronavirusfamilie en zijn waarschijnlijk afkomstig uit vergelijkbare dierenreservoirs. De reactie op COVID-19 was echter aanzienlijk sneller en beter geïnformeerd, dankzij de lessen die uit SARS zijn getrokken.

China beschikte in 2002 bijvoorbeeld over een rudimentair ziektesurveillancesysteem, dat afhankelijk was van telefoontjes en geen gestandaardiseerde rapportage had. Na SARS bouwde het land snel een alomvattend systeem voor het traceren en bewaken van contacten, wat cruciaal bleek toen SARS-CoV-2 opdook. Het virus werd binnen twee weken geïdentificeerd, vergeleken met maanden voor SARS, en de ontwikkeling van vaccins werd versneld dankzij eerder mRNA-onderzoek.

Ondanks deze vooruitgang werden enkele cruciale lessen genegeerd. Deskundigen waarschuwden voor het verstoren van de habitats van wilde dieren, maar de markten voor levende dieren bleven bestaan. Bovendien creëerde het relatieve gemak waarmee SARS en MERS konden worden ingedamd een vals gevoel van veiligheid, waardoor de mogelijkheid van een wijdverbreidere en moeilijk te controleren pandemie aan het oog werd onttrokken.

De SARS-uitbraak is een cruciale herinnering: opkomende infectieziekten zijn geen afwijkingen, maar onvermijdelijke bedreigingen. De sleutel tot het voorkomen van toekomstige pandemieën ligt in proactief toezicht, snelle reactie en toewijding aan het respecteren van het delicate evenwicht tussen mens en natuur.

попередня статтяMaancongestie: het groeiende risico op botsingen in de ruimte
наступна статтяKlimaatbesprekingen lopen vast nu COP30 een kritieke fase ingaat